Sydney – Smaragdgroene haven

In 1770 voer de Britse ontdekkingsreiziger James Cook over de Indische Oceaan, op zoek naar kennis over onbekende gebieden en naar handelsmogelijkheden voor Engeland. Na Tahiti en Nieuw-Zeeland landde hij in een baai op de oostkust van Australië. Die plek noemde hij Botany Bay, omdat er op de zandsteenkust veel hoge en mooie bomen, struiken, gras en vogels waren.

Al door de oude Grieken en Romeinen werd verondersteld, dat er in het zuiden van de aardbol een onbekend continent moest zijn, Terra Australis, ofwel Zuidland. Nederlandse schepen van de Oost-Indische Compagnie hadden vanaf begin zeventiende eeuw vanuit de specerij-eilanden in Nederlands-Indië al meermalen verkenningstochten gemaakt naar dit Zuidland, maar er was weinig van hun gading; ze verloren hun belangstelling ervoor. De bewoners die ze zagen, de Aboriginals, vonden ze arm en ellendig.

Toen in Engeland na de ontdekking van de stoommachine in 1705 de Industriële Revolutie op gang kwam, vond er een uittocht van landarbeiders naar de steden en de fabrieken plaats. Die steden raakten overvol, en waren arm en smerig. Door ellende en gebrek was er veel diefstal. Overtreders van kleine vergrijpen, zoals het stelen van geld of voedsel, werden keihard aangepakt. De gevangenissen raakten overvol. Eerst werden gevangenen op schepen naar naar de plantages in de Britse koloniën in Noord-Amerika gebracht, om daar als dwangarbeiders te werken. Toen de Verenigde Staten in 1783 onafhankelijk van Engeland werden, besloot de Engelse regering om grote groepen gevangenen naar Australië te sturen. Dat betekende twee vliegen in één klap: ze ontdeden zich van hun gevangenen, en koloniseerden met hen een nieuw gebied. In 1788 arriveerden elf schepen, met 736 geketende gevangenen en verder zeelui en militairen, in de baai van Sydney. In totaal \zouden zo’n 162.000 gevangenen naar Sydney verscheept worden. De eerste jaren stierven veel mensen door uitputting vanwege de zware dwangarbeid en door honger. De oorspronkelijk bewoners, naar schatting tussen 300.000 en een miljoen mensen, werden in de loop van de tijd gedecimeerd, door geweld van de Engelse kolonisten en door ziekten. Rond 1900 was negentig procent van hen weggevaagd.

Sydney, de hoofdstad van de staat New South Wales, ontwikkelde zich snel. Het was al een welvarende haven toen de Engelse bioloog Charles Darwin tijdens zijn zeereis over de wereld er in 1836 ankerde: “De stad is een magnifieke getuigenis van de kracht van de Britse natie.” Sydney, met zijn rivieren en schiereilanden werd een centrum van industrie, financiën en handel, en werd ook cultureel een belangrijke trekpleister. Er wonen rond de vijf miljoen mensen. Het is de tweede haven van Australië. Jaarlijks doen zo’n 6000 grote schepen de haven aan. Belangrijke exportproducten zijn steenkool en ijzer, wol, vlees en graan.

Sydney is momenteel een toonbeeld van tegenstrijdige belangen. De mijnindustrie, met name de open steenkoolmijnen in de buurt die voor veel CO2-uitstoot en dus opwarming van de atmosfeer zorgen, is economisch belangrijk. Tegelijk springen de gevolgen van klimaatverandering er in het oog: het gebied wordt geteisterd door hevige bosbranden en onstuimige overstromingen.