Singapore is de derde grootste haven van de wereld, wat bijzonder is omdat het dichtbevolkte eiland met zo’n 5 miljoen inwoners en minuscule omvang een kleine stadstaat is, zonder natuurlijke hulpbronnen. Maar het ligt aan de Straat van Malakka, een van de drukste en meest strategische zeestraten van de wereld, waar heel veel scheepvaart tussen Europa, Zuidoost-Azië en China doorheen gaat. Er lopen omstreeks 130.000 schepen per jaar binnen. Behalve veel containerschepen, bulkschepen en tankers komen er ook jaarlijks rond de dertig cruiseschepen naar Singapore.
In de dertiende eeuw waren er een paar kleine, inheemse nederzettingen op het oerwoudachtige eiland. In de veertiende eeuw was er al een Chinese gemeenschap. De Chinese ontdekkingsreiziger Zheng He deed in 1405 de kust van Singapore aan, één van zijn medewerkers maakte een zeekaart van het gebied.
In 1819 landde de Engelse zeeman Stamford Raffles hier, die voor de East India Company in dit gebied onderzocht waar de Britten een geschikte haven en handelspost konden vestigen; ze waren erop gericht de sterke Nederlandse invloed in de regio terug te dringen. Raffles wilde een belastingvrije haven stichten om beter te kunnen concurreren met de Nederlanders in de haven van Batavia, waar de schepen belasting moesten betalen. En zo gebeurde. De verschillende bevolkingsgroepen van Singapore hadden allen hun eigen wijk: de Europese handelaars, de Chinezen, de Britse bestuurders in hun mooie gebouwen. Singapore werd een doorvoerhaven. Eerst bestuurde de East India Company het eiland, later werd het een Britse kroonkolonie.
In 1965 werd Singapore, zo klein als het was, een onafhankelijk land. Het eiland had geen grondstoffen, drinkwater, landbouw, en geen achterland. Singapore was verwoest en berooid uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn gekomen. Maar al veel eerder, in 1954, was er op het eiland door jonge, progressieve politici die in Engeland hadden gestudeerd, een sociaal-democratische partij opgericht, de Peoples Action Party (PAP). De leider was Lee Kuang Yew. Ze gingen hard aan de slag. Ze nodigden westerse ondernemers en bankiers uit om in Singapore te investeren en zich daar te vestigen, ze zorgden voor goed onderwijs, een goede gezondheidszorg, goede woningbouw, goede infrastructuur en een sterk leger, en stelden lange termijnplannen op. Door de omarming van het kapitalisme, door planning, en door de globalisering steeg de levensstandaard razendsnel.
Nog steeds is de PAP-regering aan de macht, die als beleid een intrigerende mix van autoritair bestuur, kapitalistische ontwikkeling en sociale maatregelen heeft.
Sinds 2014 werkt het havenbestuur aan een enorm project: aan de westkant van het eiland wordt land gewonnen en daar zal de grootste containerhaven van de wereld komen, met een verdubbelde capaciteit. De verschillende bestaande havens zullen verdwijnen, en gaan over in deze nieuwe Tuas-haven.