Hongkong – Geurige haven

Hongkong vormt een geheel van eilanden en kustgebieden. De naam van de stad betekent geurige haven, naar de sandelhoutbossen op het eiland. Er wonen ruim zeven miljoen inwoners. Hongkong hoort bij de grootste havens van de wereld. Doordat de haven met ruimteproblemen kampt, en door de concurrentie met havens op het Chinese vasteland, zakt de haven op de wereldranglijst.

Hongkong ligt, net als bijvoorbeeld de Chinese havens Guangzhou, Macau en Shenzhen aan de uitwaaierende delta van de Parelrivier, waar zo’n 130 miljoen mensen wonen. Dit is al enkele duizenden jaren een handelsgebied. De Romeinen kwamen er rond de jaartelling, Arabische handelaars vanaf de achtste eeuw, Portugezen vestigden zich in Macau in 1557, Nederlandse en Franse schepen voeren hier in de zeventiende eeuw heen. Engelsen van de East India Company haalden hier thee, zijde, lakwerk en porselein en brachten dat naar Europa. Er ontstond een zeer ongelijke handelsbalans tussen China en Europa; China voerde veel producten uit naar het westen, maar importeerde vrijwel niets omdat men de Europese spullen niet nodig had en ze als minderwaardig beschouwde. Maar er was één product waar de Chinezen belust op waren: opium. Om greep op China te krijgen, liet de East India Company in India op grote schaal papaverplanten verbouwen en vervoerde de opium naar China. Miljoenen Chinezen raakten verslaafd, het land verzwakte. Toen de Chinese regering zich tegen de opiumimporten keerde en kisten opium liet verbranden, brak de Eerste Opiumoorlog (1839-1842) uit. De Chinezen verloren de strijd tegen de westerse machten. Als gevolg daarvan moest China accepteren dat westerse bedrijven zich in China vestigden en ze moesten gebied afstaan. Het eiland Hongkong ging naar Engeland.

Het kale eiland telde nauwelijks huizen, was heet en vochtig, het fungeerde als een vrijhaven voor zeerovers en opiumsmokkelaars, het werd geteisterd door tyfoons en had gebrek aan drinkwater. Maar Hongkong was omringd door diep water en had beschutte aanlegplaatsen voor schepen, en was dus heel geschikt als militaire basis en handelshaven. Later kwamen er andere gebieden bij, en veel eilandjes. Hongkong werd een Britse kolonie, een vrijhaven, waar veel Europese handelaars op afkwamen en ook duizenden Chinezen van het vasteland. De bevolking groeide snel.

Na de stichting van communistisch China in 1949, vluchtten veel Chinezen naar Hongkong. Er kwam een snelle kapitalistische ontwikkeling op gang, gedragen door Chinese zakenlieden en door een groot, goedkoop arbeidsleger, met lange werkdagen en kinderarbeid, en zonder vakbonden die voor de arbeiders opkwamen. De ongelijkheid tussen de rijke bovenlaag en een grote, arme bevolking was gigantisch. In plaats van alleen een doorvoerhaven, werd Hongkong nu ook een industriegebied, een exporteur van kleding, speelgoed, elektronica en films. Ook werd het een belangrijk internationaal financieel centrum.

Hongkong was en is de toegangspoort naar het opkomende China. Het werd één van de rijkste steden van Azië. Het is een harde, ongebreidelde kapitalistische stadstaat, zonder sociale bescherming. Huizen zijn onbetaalbaar, veel mensen wonen in hokjes zonder ramen. Maar de stad heeft een onafhankelijk rechtssysteem, goed onderwijs, en vrijheid van meningsuiting: de pers is informatief en kritisch.

In 1997 werd Hongkong door Engeland overgedragen aan China. Voor een periode van vijftig jaar werd een overgangsregeling afgesproken. China kreeg steeds meer invloed op de regering, tot ontevredenheid van een groot deel van de bevolking. Voortdurend zijn er massale demonstraties van mensen die democratie willen en die niet onder het juk van het autoritaire China willen leven.