Shanghai, aan de dichtbevolkte oostkust van China, is de grootste haven van de wereld. Zeven van de tien grootste internationale havens liggen aan deze kust. In Shanghai wonen officieel zo’n 24 miljoen mensen, en officieus nog eens 6 miljoen. In de achtste eeuw was het een klein vissersdorp aan de rivier de Huangpu. Eind dertiende eeuw werd het een ommuurd handelsstadje.
China had al vierduizend jaar kustvaart, zo blijkt uit rotstekeningen. Rond de jaartelling kwamen er al producten uit Zuidoost-Azië, het Romeinse Rijk, de Arabische wereld en uit Afrika. In de vijftiende eeuw maakte de Chinese admiraal Zheng He (1371-1433) zeven grote ontdekkingsreizen, met reusachtige zeilschepen, naar dertig landen in Zuidoost-Azië, India, het Midden-Oosten en de Afrikaanse oostkust. In de landen die hij bezocht, zijn nog steeds Chinese porseleinen en koperen voorwerpen uit die tijd bewaard gebleven. Daarna trok China zich terug uit de wereldhandel.
Europese landen probeerden greep te krijgen op China, zoals Nederland met zijn Oost-Indische Compagnie en Engeland met zijn East Indian Company. Ze kochten thee, porselein en zijde in, en wilden Europese spullen afzetten, maar daar voelden de Chinezen niet voor, ze hadden alles wat ze nodig hadden en vonden de Europese producten minderwaardig. De Europeanen betaalden met zilvergeld dat uit de mijnen in Zuid-Amerika kwam.
In de achttiende eeuw was Shanghai de grootste haven van Oost-Azië. Door de uitvinding van de stoommachine, die de Industriële Revolutie op gang bracht, werden Europese landen machtiger, ze stichtten koloniën en wilden de Chinese markt openbreken. Dat deden ze door grote hoeveelheden opium, dat in India werd verbouwd, naar China te verschepen. Miljoenen Chinezen raakten verslaafd aan opium. In 1760 werden de Chinese havens gesloten voor buitenlandse schepen, behalve Guangzhou, vroeger Kanton genoemd. Toen de opiumhandel clandestien toch doorging, liet China 20.000 kisten met opium verbranden. De Britten verklaarden China de oorlog.
Na deze Eerste Opiumoorlog volgde een Tweede Opiumoorlog. De West-Europese landen en de Verenigde Staten kregen China op de knieën, China moest zijn havens, waaronder Shanghai, openstellen voor buitenlandse handel. Shanghai kreeg een invasie van buitenlandse ondernemers; de stad had aparte wijken voor Engelsen, Fransen en Amerikanen, die hun eigen wetgeving en maatschappelijke leven hadden. Aan de Bund, de boulevard langs de rivier de Huangpu, verrezen westerse bankgebouwen en westerse grote bedrijven.
In 1921 werd in Shanghai de Communistische Partij opgericht. Daarbij aanwezig was Mao Zedong, die een revolutie begon, met heel veel slachtoffers, om het verzwakte en verbrokkelde China weer tot een sterke staat te maken.
In 1949 werd de Volksrepubliek China uitgeroepen. Na de dood van Mao werd Deng Xiaoping leider; hij voerde een soort mengvorm van kapitalisme en communisme in: staatskapitalisme. Politiek en maatschappelijk bleef het land autoritair. De economie floreerde, de middenstand werd veel groter, de Chinese export groeide indrukwekkend. Shanghai werd een vrije economische zone. In 2005 kwam een nieuwe diepzeehaven klaar, Yangshan, ruim dertig kilometer vanuit de kust van Shanghai, aangelegd op een paar rotseilanden. Met een brug is de haven met de stad verbonden.